In mijn vorige blog vertelde ik hoe mijn ouders met heel hard werken hun bedrijf opstartten en ik na tien jaar, op mijn twintigste, geen zin meer had om ze te helpen. Ik ging op zoek naar ander werk, meer werkgeluk.Toen ik 20 was werkte ik het laatst bij mijn ouders op de tuin. Ik kon echt de lol niet meer inzien van het schuiven met geraniums. Maar hoe keken mijn ouders daar zelf naar? Gelukkig zijn ze beide nog in goede gezondheid en dus ging ik ‘back to my roots’. Met uitzicht op hun prachtige bloementuin vertelden ze mij over hun werkgeluk.elders. Hoe liep het verder?
Mijn moeder: “We wilden gewoon met plantjes werken. Daarom zijn we onze eigen tuin begonnen. Je vader werkte al vanaf zijn 14e bij zijn eerste baas. Toen die baas slecht ter been werd kon je vader bedrijfsleider worden en in het huis gaan wonen. Dus toen zijn we getrouwd. Het verdiende weinig. Als vloerbedekking kochten we een restant Heugaveld tegels, die legden we dan in een kleurenpatroon. Ik naaide alles zelf voor mezelf en voor jullie.”
Mijn vader (cursief): “Mijn baas zei tegen me: ‘Als je ooit nog wat wil worden, dan moet je naar de vergaderingen van de Rabobank’. Daar hoorde ik die grote tuinders domme vragen stellen. Ik zei tegen je moeder ‘Ger, wat zij kunnen, dat kunnen wij ook’. Dus toen we een tuin konden huren heb ik mijn baan opgezegd. Als je toch hard werkt, doe het dan maar voor jezelf.”
“De voorlichter, vertelde ons dat deze tuin te koop stond. Hij heeft toen een plan gemaakt, dat moest toen door de bank, de gemeente en provincie goedgekeurd worden. Het dreigde vast te lopen doordat de goedkeuring van de gemeente maar niet kwam.”
“Ik ben toen bij die ambtenaar binnengestapt, ons plan bleek in zijn la te liggen. Ik zei: ‘Ik blijf hier zitten tot je getekend hebt.’ We gingen geraniums, cyclamen en primula’s kweken. Ik belde dan naar de veiling wat de prijzen waren geweest. Hoog of laag, daar had je geen last van, want je had geen tijd om erover na te denken, je ging gewoon door. Maar het bepaalde wel hoeveel we de volgende dag aanleverden.”
“Als jullie thuis kwamen liepen jullie altijd even de kas in. Dan gingen we om drie uur theedrinken binnen en om vijf uur ging ik aan het eten beginnen. We kochten als een van de eersten een computer om het lucht en de verwarming automatisch te regelen. Zo konden we ook eens een dagje weg. Met de voorlichter keken we hoe we het teeltschema zo konden maken dat we een weekje met jullie op vakantie konden.”
“We stapten over naar plastic potten, dat was lichter voor je moeders armen. En het was ook nog 10 cent goedkoper. Ja, dat zochten we samen uit. Je moeder ging overal mee naar toe. Studiereizen, studiedagen. Ook als daar verder geen vrouwen bij waren, dat maakte haar niet uit. We gingen bij studiereizen nooit naast elkaar zitten. Dan vroegen mensen wel of we ruzie hadden, maar zo konden we met veel meer mensen praten en van iedereen informatie krijgen.”
“Tijdens het werk heb je het over keuzes. Je vraagt van iedereen advies, maar je moet toch zelf weten wat je doet. Je vader en ik noteerden precies onze uren. Dan kozen we voor kleine cyclamen in plaats van grote, want die brachten gewoon meer op.”
“We kwamen in de ‘Groei en bloei’ in een serie over kleine kwekers. Ik had gezien dat je, als je met personeel begon, minstens 10 man moest aannemen. Maar ik heb geen zin om alles drie keer te vertellen. Ik wil gewoon met plantjes werken. Via een grote kweker hoorde ik dan dat ze ons maar gek vonden. Of ze vroegen ‘Ben je er al aan?’ Dan kon ik best wel eens uit mijn slof schieten. Er zat ook iets in van bewijzen dat je ’t kan.”
“De dreiging was altijd heel groot. Er hoefde maar dát mis te gaan… Het eerste jaar gingen in een storm heel veel ruiten kapot. De nylon spanners van de kas bleken fout. Gelukkig waren we goed verzekerd. Soms waren de prijzen zo laag dat je vader de zeis erover haalde.”
Mijn moeder: “Toen je vader 60 werd en de snijbrander op de verwarmingspijpen zette, sneed hij het bedrijfsbestaan door. We gingen een keer golfen, maar dat was toch niet ons ding. Bij de bridgeclub was meer gezelligheid.”
Wat leerde mij dat over werkgeluk?
Van kinds af aan hielp ik (Hanneke) mee op de tuin. Ik zag dus alle herhaling in het werk: weer die geraniums oppotten, weer die potten op tafels zetten, weer die gegroeide geraniums uit elkaar zetten, weer alles water geven. Ik zag hoe hard het werken was en voelde hoeveel zorgen ze zich maakten over de financiën. Ik zag hoe ze overal advies en informatie zochten en voelde hoe ze opboksten tegen alle oordelen.
Toen ik 20 was zei ik tegen hen dat ik geen zin meer had om mee te helpen, dat ik er de lol echt niet van in zag. Ik ging op zoek naar ander werk, meer werkgeluk.
Maar klopte mijn indruk wel? Lees volgende week hoe het verhaal verder loopt.
1 minuut oefening
Wat zag en hoorde jij als kind over werken? Welke lessen beschouw je nu als waardevol? Waar ben je nu dankbaar voor?
Neem één minuut de tijd om te noteren welke antwoorden naar boven komen. Start het één minuut filmpje door op de bel te klikken.
Hieronder je antwoorden (anoniem) delen maakt mij gelukkig! Mailen kan ook hannekedijkman@newoptions.nl.
Met dank aan Tony Nelis
Tony Nelis van t o m a l i n e architectonisch onderzoek + ontwerp keek kritisch naar een eerdere versie van deze blog. “Snijd in het verhaal zodat jouw boodschap duidelijk naar voren komt” was zijn advies.
Zo helpt hij ook als architect mensen om keuzes te maken. Zoals bijvoorbeeld bij zorgboerderij ‘de Buytenhof’.
Meer leren? Bestel het boek Een 10 voor werkgeluk
Je kunt natuurlijk me gewoon bellen, appen, of mailen op 06 2277 0681 of hannekedijkman@newoptions.nl. Je kunt ook meedoen aan de gratis proefsessie die ik regelmatig geef of bestel mijn boek Een 10 voor werkgeluk in vier stappen: